ym m6a0756 teamkoen

Over het verkrijgen van instemming voor wijziging franchiseformule: zijn dan alle franchisenemers gebonden?

Kolenbrander |
26 March 2024

Als een franchisegever op grond van de franchiseovereenkomst een wijziging in de franchiseformule wil doorvoeren, dan moet daarvoor in bepaalde gevallen eerst voorafgaande instemming worden gevraagd aan de franchisenemers. Zijn er voldoende franchisenemers akkoord met de voorgenomen wijziging dan kan deze wijziging formule-breed worden doorgevoerd door de franchisegever. Of toch niet?


In een franchiseovereenkomst staan vaak diverse zogenoemde eenzijdige wijzigingsbedingen. Dat zijn bedingen die de franchisegever de bevoegdheid geven om wijzigingen aan te brengen in de samenwerking. Denk daarbij aan aanpassingen in het assortiment, de fee-structuur of het franchise handboek.

Met de invoering van de Wet franchise – meer specifiek artikel 7:921 Burgerlijk Wetboek (‘BW’) Klik hier op de link – is het minder eenvoudig geworden voor een franchisegever om een beroep te kunnen doen op dergelijke eenzijdige wijzigingsbedingen. Indien een franchisegever immers met behulp van een wijzigingsbeding een wijziging wil doorvoeren in de franchiseformule dan moet op grond van de Wet franchise eerst beoordeeld worden wat de (financiële) effecten van die wijziging zijn.


Zijn deze (financiële) effecten groter dan de drempelwaarden die op grond van de Wet franchise in de franchiseovereenkomst zijn opgenomen, dan dient de franchisegever voorafgaande instemming te vragen aan de franchisenemers. De franchisegever kan op grond van de Wet franchise dan kiezen om hetzij aan de meerderheid van de in Nederland gevestigde franchisenemers instemming te vragen, dan wel aan alle in Nederland gevestigde franchisenemers die worden geraakt door de wijziging. Wordt (afdoende) instemming verleend door de gekozen groep van franchisenemers dan kan de wijziging in de franchiseformule worden doorgevoerd door de franchisegever.


Einde verhaal lijkt het, maar het tegendeel zou het geval kunnen zijn. Uit een kwestie bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2024:870 – Klik hier voor het volledige arrest) zou immers kunnen voortvloeien dat er hierna nog een beoordeling zou kunnen plaatsvinden of het beroep op het wijzigingsbeding naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid wel aanvaardbaar is. Hoe dat zo?


In bovengenoemde kwestie wilde de Regiobank haar samenwerking met zelfstandige adviseurs in 2020 ombouwen naar een (full) franchiseformule. Om dat mogelijk te maken, maakte de Regiobank onder meer aanspraak op een wijzigingsbeding dat in de intermediairsovereenkomsten met de adviseurs stond. Enkele adviseurs waren echter van mening dat het beroep door de Regiobank op het wijzigingsbeding naar de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onacceptabel was.


Het hof merkt op dat – nu de Wet franchise (nog) niet van toepassing was ten tijde van het beroep op het wijzigingsbeding – het algemene contractenrecht van toepassing is bij de beoordeling. En dat betekent volgens het hof dat ook als een overeenkomst voorziet in een regeling tot wijziging de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich kunnen meebrengen dat aan de wijziging nadere eisen worden gesteld, indien de wet en de afspraken tussen partijen daarvoor ruimte laten. Het kan zelfs zo zijn dat een beroep op een uit een overeenkomst voorvloeiende bevoegdheid om de overeenkomst te wijzigen onder omstandigheden naar de maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. En dat leek het geval te zijn voor enkele adviseurs.


Zou voornoemde uitspraak ook kunnen betekenen dat een franchisegever richting een bepaalde franchisenemer of een groep franchisenemers geen beroep kan doen op een in de franchiseovereenkomst opgenomen wijzigingsbeding indien dit naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar blijkt te zijn? Bijvoorbeeld in de situatie dat er weliswaar conform de Wet franchise netjes instemming is gevraagd voor een voorgenomen wijziging van de franchiseformule – en de meerderheid van de franchisenemers daarmee ook akkoord is – maar een enkele franchisenemer onevenredig zwaar wordt geraakt door deze wijziging?


Het is zeker voorstelbaar dat in die gevallen een situatie kan ontstaan dat er nadere eisen moeten worden gesteld of dat de wijziging richting een bepaalde franchisenemer niet kan worden doorgevoerd. De achtergrond van artikel 7:921 BW is immers om franchisenemers te beschermen tegen eenzijdige wijzigingen van de franchiseformule en de eventuele financiële effecten daarvan. Het zou dan opmerkelijk zijn als een willekeurige franchisenemer, die onevenredig zwaar door deze wijziging van de franchiseformule wordt getroffen, geen enkele bescherming meer heeft als maar de meerderheid van de franchisenemers akkoord is. Dat lijkt zich niet te verenigen met de beschermingsgedachte  van artikel 7:921 BW. Een beroep op de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid zou ook in dat geval onder omstandigheden mogelijk moeten blijven als ‘veiligheidsklep’.


Voor vragen over het sluiten van franchiseovereenkomsten, eenzijdige wijzigingsbedingen en de Wet franchise kunt u contact opnemen met DayOne, Jan-Willem Kolenbrander  (kolenbrander@dayonelegal.nl)

Voor verdere informatie over deze blog of advisering over het onderwerp, kunt u contact opnemen met DayOne advocaat Jan-Willem Kolenbrander.
+31 6 16 06 60 00 | kolenbrander@dayonelegal.nl
jan willem