Een franchisegever kan op enig moment besluiten om zijn onderneming en de daarbij behorende franchiseovereenkomsten over te dragen aan een andere partij. Daarbij kan de medewerking van de franchisenemers noodzakelijk zijn, zoals blijkt uit een recente uitspraak van het gerechtshof Den Bosch.
In de kwestie die ik in deze blog bespreek was sprake van een franchisegever die via een besloten vennootschap de franchise exploiteerde. Medio 2015 had de accountant van de franchisegever aangegeven dat het fiscaal kennelijk aantrekkelijker voor de franchisegever zou zijn als hij de franchiseorganisatie via een eenmanszaak zou gaan exploiteren in plaats van via de besloten vennootschap.
Zo gezegd, zo gedaan. De directeur van de franchisegever nam alle activa en de passiva over van de besloten vennootschap. Denk daarbij aan de goodwill, de inventaris, de franchiseketen, de handelsnamen, de boekhouding en – voor deze blog relevant – de tussen de franchisegever en franchisenemers gesloten franchiseovereenkomsten. Vervolgens werd de franchise als eenmanszaak voortgezet door de directeur van de (voormalige) franchisegever. Die besloten vennootschap werd ontbonden.
Een dergelijke overdracht als hiervoor omschreven van een (franchise)overeenkomst van de ene contractspartij naar een andere contractspartij (ook wel ‘contractsoverneming’ genaamd) is zonder meer mogelijk. Maar die overdracht is wel aan vereisten gebonden. Zo moet er bijvoorbeeld sprake zijn van een akte tussen de oorspronkelijke contractspartij en de overnemende partij waarin de overdracht wordt omschreven . Oftewel in dit geval tussen de ‘oude’ franchisegever en de ‘nieuwe’ franchisegever. Die akte was er gelukkig in de vorm van een koopovereenkomst tussen deze partijen.
Daarnaast schrijft de wet voor dat de – in dit geval – franchisenemers hun medewerking moeten verlenen aan de overdracht. De gedachte achter het vereiste van medewerking is als volgt: de franchisenemers hebben eerder met een bepaalde partij gecontracteerd en worden, door de overdracht van hun franchiseovereenkomsten, ineens geconfronteerd met een nieuwe partij. Een partij waarmee ze niet akkoord gaan als contractuele wederpartij. Daartegen moeten – in dit geval – de franchisenemers bezwaar kunnen maken.
Pas enige tijd nadat de overdracht van (onder meer) de franchiseovereenkomsten een feit was, werd aan de franchisenemers gevraagd om in te stemmen met de voornoemde overdracht. Enkele franchisenemers stemden daarmee in en verleenden op die wijze met terugwerkende kracht hun medewerking aan de overdracht. Andere franchisenemers gingen echter niet akkoord, waarmee de franchiseovereenkomsten niet rechtsgeldig waren overgedragen naar de ‘nieuwe’ franchisegever, maar bij de ‘oude’ franchisegever waren gebleven. Aangezien die ‘oude’ franchisegever ondertussen was ontbonden als rechtspersoon, kon van deze franchisenemers geen nakoming gevorderd worden van de franchiseovereenkomsten. Waardoor de ‘nieuwe’ franchisegever naar eigen zeggen aanzienlijke schade leed, te weten het gemis aan fee-inkomsten over de looptijd van de betreffende (niet-overgedragen) franchiseovereenkomsten. Een slordige € 224.000,- kennelijk.
De ‘nieuwe’ franchisegever was van mening dat de accountant hem onvoldoende had geïnformeerd over het feit dat de franchisenemers medewerking hadden moeten verschaffen bij een dergelijke contractovername. Hij startte mede om die reden een gerechtelijke procedure tegen zijn accountant.
Dat was om diverse redenen zonder succes, want in het arrest van het gerechtshof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:2462 - Klik hier voor het volledige arrest) wordt uiteindelijk onder meer geoordeeld dat er op de accountant geen verplichting lag om de franchisegever juridisch te adviseren, enkel fiscaal. Dus ook niet over het feit dat de franchisenemers dienden in te stemmen met de overdracht van de franchiseovereenkomsten van de besloten vennootschap naar de eenmanszaak van de directeur. Het komt volgens het hof dan ook voor rekening en risico van de franchisegever(s) zelf dat er niet is verzocht om goedkeuring aan de franchisenemers voor de contractsovername.
Kortom, als een franchisegever voornemens is om de franchiseovereenkomsten met zijn franchisenemers over te dragen aan een derde partij dan dient er dus ook voldoende aandacht te zijn voor de noodzakelijke medewerking van de franchisenemers. Om het risico daarop zoveel mogelijk te verkleinen kan een franchisegever besluiten om alvast een akkoord ‘op voorhand’ in zijn franchiseovereenkomst op te nemen, maar zelfs dan is voorzichtigheid geboden. Een gebrek in een contractsovername kan immers verregaande gevolgen hebben, zoals ook blijkt uit voorgaande casus.
Voor vragen over franchiseovereenkomsten en contractsovername kunt u contact opnemen met DayOne, Jan-Willem Kolenbrander (kolenbrander@dayonelegal.nl)
+31 6 16 06 60 00 | kolenbrander@dayonelegal.nl