De afbouw van een franchiseformule: doe het met beleid!

Kolenbrander |
01 juli 2024

Op enig moment kan een franchisegever besluiten om haar franchiseformule te beëindigen en de samenwerking met de franchisenemers af te bouwen. Waarmee moeten partijen in een dergelijk geval dan rekening houden? In deze blog enkele aandachtspunten.

‘Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan’, aldus een spreekwoord. Een franchisegever kan besluiten om haar franchiseformule af te bouwen. De redenen voor een dergelijke afbouw kunnen divers zijn. Zo kan het bijvoorbeeld zo zijn dat de franchisegever geen (geschikte) franchisenemers meer kan vinden om vertrekkende franchisenemers adequaat te vervangen. Het aantal franchisenemers neemt dan gestaag af, zodat er op enig moment geen sprake meer is van een netwerk. Ook kan het zo zijn dat de exploitatie van de franchiseformule (te) weinig opbrengsten genereert voor de franchisegever. Of dat de franchisegever besluit om voor een ander soort distributiemodel te kiezen. 

Verder kan de introductie van de Wet franchise naar de mening van de franchisegever dermate veel juridische en administratieve lasten op haar leggen dat zij onder die voorwaarden niet meer wil werken met franchisenemers. Dat laatste kan met name een rol spelen bij ketens waarvan het overgrote deel van de winkels bestaat uit eigen winkels van de franchisegever en slechts een beperkt aantal winkels door franchisenemers wordt gedreven. Een hoogoplopend en langdurig geschil tussen de franchisenemers en de franchisegever kan eveneens aanleiding zijn voor de franchisegever om te besluiten niet (meer) met franchisenemers te willen werken.

Ongeacht de redenen voor de afbouw van de franchiseformule zal een franchisegever niet van de één op de andere dag de spreekwoordelijke ‘stekker’ uit de formule kunnen trekken. De franchisegever heeft immers – vaak langdurige – franchiseovereenkomsten gesloten met de franchisenemers en die moeten uiteraard nagekomen worden door beide partijen totdat deze overeenkomsten rechtsgeldig komen te eindigen. En dat betekent vaak nakoming tot einde looptijd, tenzij er sprake is van (bijvoorbeeld) tekortkomingen aan de zijde van de franchisenemers of onvoorziene omstandigheden. Of tenzij partijen overeenstemming bereiken met elkaar over een voortijdig einde. 

Op grond van de Wet franchise, meer concreet artikel 7:912 Burgerlijk Wetboek (Klik hier voor de Wet franchise), dient een franchisegever zich bij de afbouw van een franchiseformule te gedragen jegens de franchisenemers als ‘een goed franchisegever’. Wat dat precies inhoudt, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. In algemene zin kan wel opgemerkt worden dat de franchisegever bij de afbouw van de franchiseformule doorgaans voldoende oog dient te hebben voor de gerechtvaardigde belangen van de franchisenemers. Ook zal de franchisegever in conclaaf moeten met de franchisenemers teneinde hen voldoende toekomstperspectief te bieden. Denk daarbij aan verkoop van de onderneming aan de franchisegever of doorgaan onder eigen naam. Ook zal de franchisegever in bepaalde gevallen een schadevergoeding moeten betalen aan de franchisenemer. Op grond van voornoemd artikel zal de franchisenemer zich op zijn beurt jegens de franchisegever als ‘een goed franchisenemer’ moeten gedragen. 

In het kader van de beëindiging van de formule kan op een uitspraak van het gerechtshof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:658 - klik hier voor het volledige arrest) worden gewezen. In die kwestie was sprake van een franchisegever die in Nederland 109 eigen winkels had en 4 gefranchisede winkels. De franchiseovereenkomsten waren van onbepaalde tijd en konden opgezegd worden met in acht name van een opzegtermijn  van 13 maanden. Op enig moment ging de franchisegever over tot het opzeggen van alle vier de franchiseovereenkomsten, omdat zij de franchiseformule wilde afbouwen. Aldus de franchisegever kon van haar in alle redelijkheid niet gevergd worden om de samenwerking te laten voortduren. Enkele genoemde redenen waren: 

  • De eigen winkels genereerden kennelijk substantieel hogere bijdragen aan de keten dan de gefranchisede winkels;
  • De franchisegever wilde af van de situatie dat zij voor slechts 4 franchisenemers een volledig separate organisatie, administratie en systemen in de lucht moest houden;
  • De Wet franchise bracht een aanzienlijke (administratieve) lastenverzwaring voor de franchisegever met zich mee;
  • Afspraken over online verkopen waren kennelijk lastig te maken met de franchisenemers;
  • Franchisenemers voerden niet het hele assortiment, hetgeen het streven van de franchisegever naar uniformiteit onder druk zette;

De franchisegever bood aan om als compensatie voor de opzegging de winkels van de franchisenemers te kopen tegen boekwaarde, maar deze gingen daarmee niet akkoord en startten een bodemprocedure om volledige schadevergoeding te krijgen. In eerste aanleg werd de vordering echter afgewezen en de franchisenemers gingen in hoger beroep.

Het gerechtshof Den Bosch oordeelt dat er sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de franchiseovereenkomsten. De franchiseovereenkomst voorziet immers in de mogelijkheid van een opzegging. De redenen die de franchisegever had aangedragen waren van voldoende gewicht om een opzegging te rechtvaardigen en als ondernemer heeft een franchisegever het recht om strategische keuzes op bedrijfseconomische gronden te maken.

Wel verwijst het gerechtshof naar rechtspraak van de Hoge Raad waaruit blijkt dat ook bij een rechtsgeldige opzegging de eisen van redelijkheid en billijkheid een grote rol spelen. Mede vanwege de langdurige relatie tussen partijen (meer dan 20 jaar), omdat de franchisegever eerder nooit had gesproken over beëindiging, de afhankelijke positie van de franchisenemers en het feit dat de franchisenemers geen verwijt kan worden gemaakt, oordeelt het gerechtshof dat het opzeggen van de franchiseovereenkomsten, zonder deze te vergezellen van een (passend) aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het aanbod om de winkels tegen boekwaarde over te nemen kwalificeerde niet als een dergelijk aanbod. De franchisegever dient dan ook alsnog een dergelijke vergoeding te voldoen, aldus het hof. Dit bevestigt uiteraard dat de afbouw van een franchiseformule met beleid moet plaatsvinden. 

Voor vragen over het beëindigen van franchiseovereenkomsten, de Wet franchise en geschillenbeslechting kunt u contact opnemen met DayOne, Jan-Willem Kolenbrander  (kolenbrander@dayonelegal.nl)

Voor verdere informatie over deze blog of advisering over het onderwerp, kunt u contact opnemen met DayOne advocaat Jan-Willem Kolenbrander.
+31 6 16 06 60 00 | kolenbrander@dayonelegal.nl