In de kwestie die in deze blog wordt besproken, is sprake van een franchisenemer die zich erop beroept dat hij voorafgaand aan de ondertekening van de franchiseovereenkomst onjuiste informatie zou hebben gekregen van de franchisegever. Als gevolg daarvan zou hij onder een onjuiste voorstelling van zaken de franchiseovereenkomst hebben gesloten. Maar heeft dit beroep op dwaling wel kans van slagen?
Precontractuele informatie
Veelal verstrekt een franchisegever voorafgaand aan de ondertekening van de franchiseovereenkomst een vestigingsplaatsonderzoek of een exploitatieprognose. Daaruit kan kenbaar zijn voor de kandidaat-franchisenemer wat de te behalen omzetten en/of resultaten kunnen zijn als hij zou gaan franchisen.
Als de daadwerkelijk behaalde omzetten of resultaten hierop achterblijven, dan kan dat betekenen dat er fouten zijn gemaakt in de informatieverstrekking richting de kandidaat-franchisenemer. In bepaalde gevallen kan dat betekenen dat een franchisenemer zich er gerechtvaardigd op kan beroepen dat hij onder een onjuiste voorstelling van zaken de franchiseovereenkomst heeft gesloten. De franchisenemer heeft gedwaald en kan de franchiseovereenkomst vernietigen; deze overeenkomst heeft – juridisch gezien – dan nooit bestaan. Ook kan de franchisenemer in bepaalde gevallen een schadevergoeding vorderen van de franchisegever. Bekende uitspraken over dwaling bij franchise betreffen het ‘Lampenier’-arrest (ECLI:NL:HR:2002:AD7329 ) en het ‘Street One’-arrest (ECLI:NL:HR:2017:311).
De casus
In een recente kwestie bij de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2024:6376) was sprake van een franchisenemer die zich erop beriep dat hij in 2019 onder een onjuiste voorstelling van zaken een franchiseovereenkomst zou hebben gesloten met een franchisegever van een franchiseformule op het gebied van fastfood en automatiek. Zo beriep de franchisenemer zich er – onder meer – op dat het vestigingsplaatsonderzoek, dat de franchisegever had laten opstellen door een derde, niet de juiste uitgangspunten had gehanteerd. Zo was er in het vestigingsplaatsonderzoek volgens de franchisenemer bijvoorbeeld een veel groter verzorgingsgebied aangenomen dan dat de franchisenemer uiteindelijk toegewezen heeft gekregen via de franchiseovereenkomst. Ook zou er niet goed zijn gekeken naar de concurrentie in de omgeving en zou het nieuw te openen restaurant ten onrechte zijn vergeleken met andere (bestaande) restaurants uit de formule. De exploitatieprognose die de franchisenemer samen met de franchisegever had opgesteld, was volgens de franchisenemer eveneens inhoudelijk ondeugdelijk. De franchisenemer beriep zich vervolgens op dwaling en vernietiging.
Ten onrechte, volgens de rechter, want het had de franchisenemer uit de franchiseovereenkomst op voorhand duidelijk moeten zijn welk verzorgingsgebied hij zou krijgen. Het zou dan ook duidelijk moeten zijn dat wat in het vestigingsplaatsonderzoek stond beschreven toezag op een ander verzorgingsgebied. Dat er bij het opstellen van het vestigingsplaatsonderzoek niet is gekeken naar bepaalde nabij gelegen concurrentie en dat er is gekozen voor een bepaalde vergelijking betekent volgens de rechter niet automatisch dat het vestigingsplaats ondeugdelijk zou zijn, maar betreft enkel een keuze van de opsteller van het rapport. Gesteld noch gebleken is volgens de rechter dat het vestigingsplaatsonderzoek aan ernstige tekortkomingen zou lijden. Welke tekortkomingen er precies aan de exploitatiebegroting zouden kleven, is volgens de rechter niet duidelijk genoeg gemaakt door de franchisenemer, waarbij ook wordt opgemerkt dat de franchisenemer zelf betrokken was bij het opstellen daarvan. Ook de andere punten die de franchisenemer aandraagt leiden volgens de rechter niet tot een rechtsgeldig beroep op dwaling.
Afsluitend
In deze kwestie kon de franchisenemer dus geen rechtsgeldig beroep doen op dwaling en vernietiging van de franchiseovereenkomst. Hij was dus gehouden om te (blijven) voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, zoals het betalen van de diverse facturen.
In de voornoemde kwestie was de franchiseovereenkomst overigens vóór 1 januari 2021 gesloten. De precontractuele wettelijke regelingen van de Wet franchise zijn om die reden niet van toepassing op die specifieke franchiseovereenkomst.
Zou dat overigens wel het geval zijn geweest, dan was waarschijnlijk ook nog aan de orde gesteld door de rechter dat een kandidaat-franchisenemer op grond van artikel 7:915 van het Burgerlijk Wetboek gehouden is binnen de grenzen van de redelijkheid en billijkheid de nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.
Voor vragen over de prognoses, dwaling, franchiseovereenkomsten en de Wet franchise kunt u contact opnemen met DayOne, Jan-Willem Kolenbrander (kolenbrander@dayonelegal.nl).
+31 6 16 06 60 00 | kolenbrander@dayonelegal.nl