Hoge Raad: beëindigen van de franchiseformule toelaatbaar? 

Kolenbrander |
04 juli 2024

Kan een franchisegever vanwege bedrijfseconomische redenen er voor kiezen om haar franchiseformule volledig te staken? Teneinde de samenwerking met de franchisenemers te beëindigen en nog alleen maar de distributieketen voort te zetten met haar ‘eigen’ winkels? De Hoge Raad buigt zich op dit moment over een zaak waar onder meer deze vraag aan bod komt.

In een eerder artikel (Klik hier) besprak ik een zaak waarbij de franchisegever had besloten om vanwege bedrijfseconomische redenen de exploitatie van haar franchiseformule volledig af te bouwen. Binnen die formule was sprake van meer dan 100 ‘eigen’ winkels van de franchisegever en slechts een viertal ‘gefranchisede’ winkels. De vier franchisenemers waren langere tijd aangesloten bij de formule, soms al 25 jaar. De franchiseovereenkomst had een looptijd van steeds vijf jaar en kon worden opgezegd door beide partijen tegen het einde van de looptijd met in acht name van een opzegtermijn van 13 maanden. Franchisegever kon alleen opzeggen als in redelijkheid niet van haar kon worden gevergd de franchiseovereenkomst nog langer te laten voortduren. Uiteindelijk werd opgezegd door de franchisegever, maar met termijnen die vele malen langer waren dan voorgenoemde 13 maanden. 

Bij het Gerechtshof Den Bosch werd door de rechters geoordeeld dat de door de franchisegever aangedragen redenen van voldoende gewicht waren om de franchiseovereenkomsten op te kunnen zeggen. Wél oordeelde het hof dat, mede gezien de jarenlange relatie tussen partijen, de verwachting van franchisenemer dat de franchiseovereenkomst niet zou worden beëindigd op korte termijn, het feit dat franchisenemer geen verwijt kan worden gemaakt voor de beëindiging en gezien de (grote) afhankelijkheid van franchisenemer van de franchisegever, het naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ‘onaanvaardbaar’ was dat de franchisegever heeft opgezegd zonder de franchisenemers tevens een (passend) aanbod te doen tot betaling van enige (schade)vergoeding. 

Zowel de franchisegever als de franchisenemers hebben hun zaak vervolgens aan de Hoge Raad voorgelegd, het hoogste rechtsorgaan van Nederland. In een advies van de Procureur-Generaal aan de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2024:588 – Klik hier voor de volledige conclusie) wordt onder meer het volgende geoordeeld.

Aldus de franchisenemers had het hof onder meer niet mogen oordelen dat de opzegging rechtsgevolg had, omdat het belang van de franchisegever bij haar strategische keuze te stoppen met de formule, omschreven als ‘louter door winstbejag gedreven’,  helemaal niet opweegt tegen het belang van de franchisenemer tot voortzetting van de samenwerking. 

Volgens de Procureur-Generaal heeft het hof echter terecht geoordeeld dat de franchisegever voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat zij een zodanig zwaarwegend bedrijfseconomisch belang heeft bij beëindiging van de franchiserelatie dat opzegging van de overeenkomst gerechtvaardigd is en de belangen van de franchisenemers bij voortzetting van de franchiserelatie daaraan ondergeschikt zijn.

De franchisegever was het op haar beurt onder meer niet eens met het oordeel van het hof dat de franchisegever gehouden zou zijn om nog een passende (schade)vergoeding te betalen aan de franchisenemers, ondanks dat de opzegging rechtsgeldig was. Aldus de franchisegever heeft het hof geen rekening gehouden met het feit dat de door haar in acht genomen opzegtermijnen (veel) langer waren dan contractueel noodzakelijk. Door een (veel) langere opzegtermijn in acht te nemen, was er volgens de franchisegever feitelijk al een passende (schade)vergoeding verstrekt aan de franchisenemers. 

Aldus de Procureur-Generaal moet de opzegging in zijn geheel worden beschouwd en het vereiste van een zwaarwegende grond, de lengte van de opzegtermijn of de hoogte van de aangeboden compensatie moeten niet geïsoleerd getoetst worden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, maar juist in samenhang met elkaar. Met andere woorden: ook als er een redelijke opzegtermijn in acht is genomen, kan er sprake zijn van een verplichting om een passende (schade)vergoeding te betalen bij een opzegging.

De Hoge Raad zal zich nu dienen uit te laten over deze kwestie. Het onderstreept nogmaals dat het beëindigen van een duurrelatie, zoals in dit geval een franchiserelatie, met de nodige aandacht moet gebeuren. Ook als het contract gelegenheid biedt tot opzegging. 

Voor vragen over franchiseovereenkomsten en de beëindiging daarvan kunt u contact opnemen met DayOne, Jan-Willem Kolenbrander (kolenbrander@dayonelegal.nl).

Voor verdere informatie over deze blog of advisering over het onderwerp, kunt u contact opnemen met DayOne advocaat Jan-Willem Kolenbrander.
+31 6 16 06 60 00 | kolenbrander@dayonelegal.nl