Turboliquidatie is ‘populair’ in Nederland aldus Minister Sander Dekker in zijn recente brief aan de Tweede Kamer. Van de 37.000 in 2018 ontbonden vennootschappen, maakten liefst 33.000 gebruik van deze vorm van ontbinding van de vennootschap. Niet heel vreemd, aangezien de kosten voor turboliquidatie gering zijn en de enige criteria zijn dat de vennootschap geen activiteiten meer uitvoert en geen baten meer heeft (art. 2:19 lid 4 BW). Dit is anders dan bij vereffening (er zijn nog baten en deze zijn voldoende om alle schuldeisers te voldoen) of faillissement (er zijn nog baten, maar niet voldoende om de schuldeisers te voldoen).
“Geen baten meer heeft” betekent dat turboliquidatie dus ook mogelijk is als de vennootschap nog wel schulden heeft. Hierbij ligt misbruik op de loer – plof BV’s komen veelvuldig voor - en kunnen schuldeisers wel erg makkelijk met de gebakken peren achterblijven. Aan een turboliquidatie kan een schuldeiser op voorhand niets doen; sterker nog, de schuldeiser verneemt vaak pas veel later dat de vennootschap ontbonden is en dat hij kan fluiten naar zijn geld.
Achteraf zijn er voor de schuldeiser wel mogelijkheden de turboliquidatie aan te tasten, maar deze mogelijkheden brengen de nodige juridische hobbels met zich mee. De schuldeiser kan verzoeken de vereffening te heropenen (2:23c BW). Voor de schuldeiser is echter nadelig dat op hem de bewijslast rust om te bewijzen dat er reden is de vereffening te heropenen. In de praktijk betekent dit dat de schuldeiser moet stellen en zo nodig bewijzen dat er nog wel degelijk baten aanwezig waren in de vennootschap. En dat terwijl de schuldeiser al kampt met een informatie achterstand ten opzichte van de bestuurders van de ontbonden vennootschap.
Er wordt dan ook nog wel eens geprobeerd de bestuurder tevens aan te spreken voor onrechtmatig of onbehoorlijk handelen. Hiervan kan sprake zijn als een jaarrekening te laat gedeponeerd is of als er selectief aan schuldeisers is betaald voor ontbinding. Zo een aspect draagt niet alleen bij aan het vermoeden dat er met de turboliquidatie is gesjoemeld, maar kan ook met zich meebrengen dat de bestuurder eventueel aansprakelijk is voor de door de schuldeiser geleden schade.
Als het aan Minister Dekker ligt, moet het voor schuldeisers eenvoudiger worden om bovenstaande procedures te voeren en informatie te vergaren over een vennootschap waarbij turboliquidatie is toegepast. Een concreet wetsvoorstel is er nog niet, maar Dekker stelt voor om vennootschappen die ontbinden vooraf duidelijkheid te laten verschaffen over de noodzaak van turboliquidatie. Dit kan onder meer door een slotbalans op te maken (wat bij een gewone vereffening ook in zekere zin moet) en inzicht te verschaffen in de meest recente jaarstukken. Zo wordt de informatie achterstand voor schuldeisers verholpen en kunnen zij beter hun rechten via een eventuele procedure te gelde maken.
Turboliquidatie blijft ook in deze visie gewoon bestaan, maar de verplichtingen die iemand heeft alvorens hiertoe over te gaan worden sterk uitgebreid. Dit kan leiden tot aanzienlijk meer werk. Eenvoudig BV’s ‘opruimen’ zal in de toekomst dan ook zeer waarschijnlijk niet meer mogelijk zijn. Dit heeft ook tot gevolg dat steeds de vraag gesteld kan worden, of het niet raadzaam is om nu, van het huidige regime gebruik te maken, ingeval er sprake is van 'overbodige' vennootschappen. Wachten zou - gelet op het voorgaande - immers nadelig kunnen zijn. Wij houden u uiteraard op de hoogte indien er een definitief wetsvoorstel over dit onderwerp wordt ingediend. Voor nu kunt u de volledige brief van de minister HIER vinden.
Mocht u in de tussentijd vragen hebben over turboliquidatie of over ondernemingsrecht in het algemeen, neem dan gerust contact op met onze experts via breedveld@dayonelegal.nl en vanwijk@dayonelegal.nl
+31 6 12 26 65 80 | vanwijk@dayonelegal.nl